Amsterdam

In de loop van de zestiende en zeventiende eeuw groeit Amsterdam uit van een havenstadje aan de monding van de Amstel met ongeveer 10.000 inwoners tot een internationaal georiënteerde handelsstad met meer dan 200.000 burgers. In het begin van die periode  is de bevolking nog homogeen katholiek en zijn er negentien kloosters gevestigd en twee parochies: een rondom de Oude Kerk en een rondom de Nieuwe Kerk. Tijdens de Beeldenstorm in 1566 geeft het door Antwerpse kooplieden gewaarschuwde katholieke stadsbestuur tijdig de opdracht om de kerkschatten in veiligheid te brengen. Amsterdam blijft lang katholiek, ondanks het feit dat al sinds 1572 verschillende Hollandse steden de zijde van de calvinistische opstand tegen de Spaanse overheersing kiezen. Daardoor wordt Amsterdam een katholieke enclave binnen een door de Watergeuzen beheerst gebied. Dat is desastreus voor de handel en leidt tot armoede. Op 26 mei 1578 trekken de geuzen Amsterdam binnen en zonder noemenswaardige strijd verandert de stad op deze dag, de Alteratie genoemd, van katholiek naar gereformeerd. De oude stadsbestuurders, de priesters en de kloosterlingen worden uit de stad verdreven. Calvinistische bestuurders nemen de macht over en gebruiken geld en grond van de kloosters voor nieuwe investeringen. Ze verwelkomen de protestantse vluchtelingen uit Antwerpen wanneer die stad door de Spaanse legers van de katholieke landvoogd Parma in 1585 wordt heroverd. In het begin van de zeventiende eeuw arriveren uit Spanje en Portugal gevluchte Sefardische joden. Amsterdam wordt ‘booming’. Zijde-industrie, suikerraffinage en diamantslijperijen brengen nieuwe werkgelegenheid en naast de handel met de Oostzeegebieden brengen de nieuwe handelsroutes met Oost- en West-Indië omvangrijke extra inkomsten.

De stad gaat uitbreiden. De majestueuze grachtengordel wordt aangelegd en vele handwerkslieden vestigen zich in de Jordaan. In 1620 wordt door het stadsbestuur besloten tot de bouw van nieuwe gereformeerde kerken waaronder de Westerkerk, een ontwerp van architect Hendrick de Keyser. Het wapen van Amsterdam prijkt sindsdien trots op de tachtig meter hoge Westertoren, die in het jaar van zijn voltooiing door de dichter Joost van den Vondel in zijn Gijsbrecht van Aemstel bezongen wordt. Later in de zeventiende eeuw krijgen de joden in ruil voor forse sommen geld toestemming voor de bouw van hun synagogen: de Portugees-Israëlitische voor de Sefardische joden en de Hoogduitse voor de uit Midden-Europa gevluchte geloofsgenoten. Voor andere niet-gereformeerde geloofsrichtingen bestaat wel geloofsvrijheid, maar geen toestemming daar in het openbaar van te getuigen. De katholieken maken daarom onder meer gebruik van Ons’ Lieve Heer op Solder, een schuilkerk die zich uitstrekt over drie etages van een koopmanswoning.

De grootste schuilkerk van Amsterdam is De Rode Hoed, een voormalige hoedenmakerij, waar van 1630 tot 1957 een remonstrantse kerk in gevestigd is. De remonstranten vormen aanvankelijk de gematigde vleugel van de gereformeerde kerk, maar zij worden door de Synode van Dordrecht in 1619 als ketters buitengesloten. Zowel Vondel als Rembrandt van Rijn sympathiseren met deze geloofsrichting. Als de beroemde remonstrantse dominee Johannes Uytenbogaert na een verbanningsperiode in het buitenland Amsterdam bezoekt, aarzelt Rembrandt niet in opdracht diens portret te schilderen. Dat ‘Portret van Johannes Uytenbogaert’ is nu een van de beroemde werken van het Rijksmuseum.

 
 

Antwerpen

Rond 1500 beslecht Antwerpen de concurrentiestrijd met rivaal Brugge in zijn voordeel en groeit uit tot belangrijkste havenstad van Noord-Europa. De vaarroute naar Brugge, het Zwin, verzandt, terwijl de route naar Antwerpen via de Westerschelde juist beter bevaarbaar wordt. Engelse schepen brengen lakense stoffen als halffabricaten naar Antwerpen en Portugezen verhandelen er kaneel en peper uit Azië. Zilver en koper uit Midden-Europa komen via Keulen over land naar Antwerpen en ook de Europese geldhandel wordt hier geconcentreerd. Het bevolkingsaantal groeit in het midden van de zestiende eeuw tot 100.000. Maar de in ruim een halve eeuw opgebouwde welvaart wordt binnen twintig jaar tijd afgebroken. In 1566 raast de Beeldenstorm over de stad en worden tientallen kerken en kloosters geplunderd. In 1576, als de Tachtigjarige Oorlog inmiddels volop woedt, krijgen de Antwerpse burgers het te verduren vanwege plunderingen door onderbetaalde Spaanse troepen, later de Spaanse Furie genoemd. En ten slotte wordt in 1584-1585 de door calvinisten bestuurde stad belegerd en verslagen door de Spaanse legers van landvoogd Parma. De protestanten krijgen drie jaar de tijd weer katholiek te worden of te vertrekken. Ook wordt de Scheldemonding door de opstandige Noordelijke Nederlanden afgesloten voor de scheepvaart naar Antwerpen. Om godsdienstige redenen, en vanwege werkloosheid en onzekerheid over de toekomst verlaten vele gezinnen de stad en verhuizen merendeels naar Holland. Antwerpen heeft in 1589 nog maar 42.000 inwoners.

Maar er keren ook mensen terug. Christoffel Plantijn, de naar Leiden gevluchte eigenaar van de grootste drukkerij/uitgeverij van Antwerpen, is al in 1584 terug. De familie Rubens keert vanuit Duitsland naar Antwerpen terug. De jurist en stadsbestuurder Jan Rubens was vanwege zijn protestantse geloofsovertuiging in 1569 voor de dreiging van de militaire politie van Alva daarheen gevlucht. Daar wordt in 1577 zijn zoon Peter Paul geboren. Nadat diens vader gestorven is, gaat Peter Paul Rubens in 1589 met zijn moeder mee naar het nu weer katholieke Antwerpen. Hij zal daar uitgroeien tot een van de belangrijkste schilders van de zeventiende eeuw en hofschilder worden van de aartshertogen Albrecht en Isabella, de dochter van de Spaanse koning Filips II. Veel opdrachten verkrijgt hij voor het opnieuw decoreren van de tijdens de Beeldenstorm kaalgeslagen kerken. De Kruisafneming, dat hangt in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen, is een van zijn werken in deze periode van katholieke reformatie. In deze tijd ontwerpt Rubens ook de 39 plafondschilderingen in de gaanderijen van de Carolus-Borromeuskerk, de nieuwgebouwde, majestueuze jezuïetenkerk van Antwerpen.

Om te voldoen aan de eindeloze reeks van opdrachten uit binnen- en buitenland richt Rubens een nieuw woonhuis met een groot atelier in. In dit zgn. Rubenshuis woont hij met zijn eerste vrouw Isabella Brant en na haar dood met Hélène Fourment. Er is ook plaats voor tientallen medewerkers en leerlingen. Zij prepareren doeken en werken grote delen van de schilderingen uit naar het ontwerp van hun meester. Jacob Jordaens is een van de meester-schilders die op het atelier van Rubens assisteert en zelfs na diens dood in 1540 onafgewerkte schilderijen voltooit.

 
 

Bazel

In de loop van de middeleeuwen ontwikkelt de bisschopsstad Bazel zich tot een vrije Rijksstad binnen het Duitse keizerrijk. De Münsterkathedraal, ingewijd in 1019, wordt in de 14e en 15e eeuw vergroot tot het huidige rode zandstenen kerkgebouw. In 1225 wordt in de stad een brug over de Rijn gebouwd. Dat is in hetzelfde jaar als de opening van de weg over de St. Gotthardpas naar Italië. Bazel groeit uit tot een handelsstad, waar in 1460 ook een universiteit – de eerste van het huidige Zwitserland - gesticht wordt. In 1501 sluit Bazel zich aan bij het Zwitserse Eedgenootschap, dat de machtsstrijd tegen de Habsburgse keizers wint en definitief de onafhankelijkheid veilig stelt.
In 1515 ontmoeten de filosoof Desiderius Erasmus en de schilder Hans Holbein de Jonge elkaar in Bazel voor het eerst. Op verzoek van Erasmus’ uitgever Johannes Froben hebben de achttienjarige Hans Holbein en zijn broer Ambrosius illustratieve tekeningetjes gemaakt voor de nieuwe uitgave van De Lof der Zotheid, waarvan Erasmus de drukproeven komt controleren. Erasmus is ingenomen met het trefzekere en humorvolle tekenwerk. In hetzelfde jaar werkt Erasmus daar ook nog - samen met de classicus en theoloog Johannes Oecolampadius - aan een verbeterde uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks. Luther gebruikte deze door Froben uitgegeven tekst als basis voor de eerste Duitse vertaling van het Nieuwe Testament.

In 1521 is Erasmus terug in Bazel. Hij is de universiteit van Leuven ontvlucht, waar het verzet tegen de opvattingen van Maarten Luther steeds sterker wordt. Voor Erasmus is Luther geen ketter. Volgens hem werpt Luther slechts theologische vragen op die het waard zijn te bediscussiëren, maar die de wezenskenmerken van het christendom niet aantasten. Pas als Luther vanwege de predestinatieleer het door Erasmus in Bazel geschreven boekje Over de vrije wil afwijst, komt er een onoverbrugbare verwijdering tussen de twee. De Reformatie dringt inmiddels ook in Bazel op. Oecolampadius keert net als Erasmus in Bazel terug. Hij wordt professor en stimuleert als prediker een ontwikkeling in reformatorische richting. In 1529 komt de omwenteling. Er volgt een beeldenstorm. De gilden grijpen de macht ten koste van de katholieke handelselite; de katholieke eredienst wordt verboden en Oecolampadius wordt predikant van de inmiddels protestante Münsterkerk. Erasmus vlucht naar het nog katholieke Freiburg. Toch zal hij in Bazel terugkomen, nu om te sterven. In 1536 overlijdt hij in het huis van de familie Froben en krijgt zijn graf in de Münsterkerk. De oecumenisch ingestelde, katholieke Erasmus wordt dus begraven in een protestantse kerk.

Hans Holbein maakt in de jaren waarin Erasmus langdurig in Bazel verblijft verschillende portretten van hem, op papier, op doek en op hout. Zijn laatste in 1532 van hem geschilderde portretje Erasmus im Rund is slechts tien centimeter groot en geschilderd op de bodem van een lindenhouten doosje. Het is een zeer levensecht portretje van de fijne trekken van de bejaarde geleerde. Het is zeer waarschijnlijk geschilderd in opdracht van een van de zonen van Johannes Froben en hangt nu in het Kunstmuseum van Bazel.

 
 

Leipzig

Rond 1500 heeft de welvarende Saksische handelsstad Leipzig ruim 8000 inwoners. Sinds het verkrijgen van de stadsrechten in 1165 is de stad uitgegroeid tot een knooppunt van handelswegen tussen West- en Oost-Europa en verbindt de Nederlanden en Frankrijk via Keulen en Frankfurt met Polen en de Baltische landen. Vlaams laken en Franse zijde gaan oostwaarts, terwijl graan, leer, honing, zilver en barnsteen westwaarts gaan. De jaarmarkten van Leipzig worden beroemd en stimuleren zowel de geldeconomie als de cultuur. In 1409 wordt al een universiteit gesticht, in 1485 gevolgd door een boekdrukkerij, de opmaat voor de Leipziger Buchmesse. In 1519 vindt in de stad een theologisch dispuut, de Leipziger Disputation, plaats tussen Maarten Luther en de katholieke theoloog en dominicaan Johann Eck. Dat blijkt later een belangrijke stap te zijn op weg naar de excommunicatie van Luther uit de katholieke kerk en diens veroordeling op de Rijksdag van Worms, beide in 1521. In 1539 preekt Luther ter gelegenheid van het Pinksterfeest in de Thomaskirche van Leipzig en gaat de stad over naar het lutheranisme. Als gevolg daarvan worden de kloosters opgeheven. De grond en de gebouwen van het Paulinerklooster worden toegewezen aan de Leipziger Universität.

Aan die universiteit studeert Heinrich Schütz vanaf 1612 rechten, volgens zijn ouders een studie met toekomstperspectieven. Hij zal er overigens nooit afstuderen, omdat zijn muzikale begaafdheid hem al spoedig naar Dresden brengt. Vanaf 1617 is hij daar hofkapelmeester van de keurvorst van Saksen. Al eerder is hij een paar jaar in de leer geweest bij Giovanni Gabrieli, de kapelmeester van de San Marco in Venetië. Met zijn luthers-protestantse achtergrond is Schütz daar tijdelijk in een katholieke omgeving terechtgekomen. Terug in Duitsland combineert hij de Italiaanse, ‘katholieke’ meerstemmigheid, o.a. door de inzet van dubbelkoren, met de vrome gedragenheid van de lutherse muziektraditie. De composities van Schütz zijn ook nu nog vaak te horen in de Hofkirche van Dresden. Hij wordt wel de grootste Duitse musicus van de 17e eeuw genoemd.

Dertien jaar na het overlijden van Schütz wordt in 1685 in Eisenach Johann Sebastian Bach geboren, die de grootste Duitse musicus van de 18e eeuw zal worden. Zijn naam raakt sterk met Leipzig verbonden, doordat hij er vanaf 1723 tot zijn dood in 1750 cantor van het Thomaskoor is en onder meer verantwoordelijk voor de muziek in de Thomaskirche en de Nikolaikirche. In de eerste vijftien jaren van deze periode is de scheppingskracht van de componist Bach op zijn hoogtepunt. Hij schrijft dan meer dan 200 cantates, vele oratoria en passies, waaronder de Johannes- en de Mattheüs-Passion. Ook componeert hij in Leipzig enkele missen, waaronder de Hohe Messe, waarschijnlijk ingegeven door zijn wens benoemd te worden tot hofkapelmeester, de functie die ooit Schütz bekleedde, aan het inmiddels katholiek geworden Saksische hof in Dresden. Die aanstelling krijgt hij niet, maar hij verkrijgt wel de eretitel ‘hofcomponist’. Bach componeert gedurende zijn leven honderden orgelwerken. In zijn jonge jaren is hij ter inspiratie afgereisd naar Dietrich Buxtehude, de grote componist/organist van de Marienkirche in Lübeck, en hij verblijft daar vier maanden.
De componisten Schütz in Dresden, Buxtehude in Lübeck en Bach in Leipzig hebben gedrieën de lutherse muziektraditie vormgegeven en worden tot op de dag van vandaag breed gewaardeerd.

 
 

Londen

Rond 1500 is Londen met 50.000 tot 60.000 inwoners een middelgrote stad in Europa. Het grootste deel van de woningen past nog steeds binnen de Romeinse ommuring. Het grondbezit van de stad is voor ruim één derde in handen van kloosters en kerkelijke instellingen voor zieken- en armenzorg. Dit komt vooral door gegoede burgers die bij leven of in hun testament een fors deel van hun bezit aan goede, in die tijd vaak religieuze, doelen besteden. Sir Walter de Manny, ridder en militair bevelhebber, bestemt in 1370 een stuk grond voor de stichting van een kartuizerklooster, dat Charterhouse genoemd wordt. Het wordt een groot complex met 24 afzonderlijke monnikencellen. Tussen 1499 en 1503 woont Thomas More in het gastenverblijf van Charterhouse als hij verderop in de stad een rechtenstudie volgt. Hij twijfelt dan nog tussen een rechtskundige en een kerkelijke loopbaan.

In de jaren dertig van de zestiende eeuw komen zowel de abt van Charterhouse als Thomas More, inmiddels kanselier van koning Hendrik VIII, in de problemen. Zij weigeren beiden in te stemmen met het besluit van de koning tot afscheiding van de Engelse kerk van die van Rome. Beiden worden in de Tower, de staatsgevangenis, gevangen gezet en terechtgesteld. Van de kartuizer monniken sterven er dertien in gevangenschap en de overige onderwerpen zich aan de eis Hendrik VIII te erkennen als hoofd van de anglicaanse kerk. Net als alle andere kloosters wordt Charterhouse gesloten en van staatswege verkocht. Het deel van de gebouwen dat nu nog bestaat, heeft de bestemming van deftig bejaardentehuis. Voor Thomas More is tot in onze tijd veel aandacht: zijn maatschappijkritische boek ‘Utopia’ wordt nog steeds gelezen. Van hem zijn ook verschillende portretten te bewonderen, o.a. het door Hans Holbein de Jonge vervaardigde portret ‘Sir Thomas More’, dat deel uitmaakt van de Royal Collection in Windsor Castle.

Onder het koningschap van de kinderen van Hendrik VIII, de calvinistisch gezinde Edward VI, de katholieke Maria I en de anglicaanse Elisabeth I, is er nog steeds veel godsdienststrijd en vallen nog veel slachtoffers. Het Book of Common Prayer, het wettelijk vastgestelde kerkboek met liturgische voorschriften, weet gaandeweg toch een breed geaccepteerde basis te scheppen voor de praktijken van de Anglicaanse Kerk. In de zeventiende eeuw laaien onder de Stuart-koningen de godsdienstige tegenstellingen weer op. Desondanks is er economische vooruitgang en groeit de stad Londen naar de omvang van een half miljoen inwoners. In 1666 legt een grote brand het middeleeuwse stadsdeel van Londen in de as. Er zijn gelukkig slechts negen slachtoffers, maar ruim 13.000 woningen, honderden bedrijven en tientallen kerken, ziekenhuizen, gevangenissen en (andere) overheidsgebouwen branden af. Christopher Wren wordt één van de architecten van het nieuw te bouwen stadshart. Zijn ontwerpen voor 51 parochiekerken, waarvan er na de Duitse bombardementen in de Tweede Wereldoorlog nog 24 resteren, en de nieuwbouw van de St. Paul’s Cathedral bepalen nog voor een deel de aanblik van het hedendaagse Londen.

 
 

Madrid / El Escorial

In april 1563 legt Filips II, koning van Spanje, de eerste steen voor het Real Monasterio de San Lorenzo de El Escorial. Zijn vader, Karel V, heeft in diens testament zijn zoon de opdracht gegeven voor hem en de naaste familie een kerk met een koninklijk mausoleum te bouwen. In vijf jaar tijd zijn alle voorbereidingen afgerond. Filips heeft zich in de ontwerpfase intensief bemoeid met de bouwtekeningen en zijn architecten, Juan Bautista de Toledo en Juan de Herrera, hebben degelijk werk geleverd. In het ontwerp is ruimte voor een koninklijke grafkapel in een koepelkerk, voor een klooster, waarvan de monniken doorlopend voor de overledenen kunnen bidden, voor een priesterseminarie en voor een koninklijk paleis, waarin Filips zich op gezette tijden kan terugtrekken. De zo geheten kloosterresidentie wordt toegewijd aan Sint Laurentius. Op diens naamdag in 1557 hebben de legers van Filips II bij Saint-Quentin een grootse overwinning op de Fransen geboekt en daar is hij nog altijd zeer dankbaar voor.

In december van datzelfde jaar – 1563 - wordt in Noord-Italië het Concilie van Trente afgesloten. Filips had in 1547 in Trente met verschillende concilievaders gesproken op weg naar zijn toekomstige erflanden, het Duitse Rijk en de Nederlanden, en 1551 spreekt hij hen weer op zijn terugreis. Hij is begaan met de problemen van de Katholieke Kerk in deze tijd van reformatie en steunt de latere besluiten van het concilie. Met de oproep tot het instellen van seminaries, nodig voor het verhogen van het ontwikkelingspeil van de priesters, houdt Filips in het ontwerp van zijn El Escorial meteen rekening.

Ook in de aankleding van het Escorial met kunstwerken herkennen we de invloed van de Contra-Reformatie, de herstelbeweging binnen de Katholieke Kerk. Zo hangt er al voor de bouw geheel is afgerond het schilderij van El Greco met de titel Aanbidding van de Heilige Naam Jezus. Daarop knielen Filips II, paus Pius V en de Doge van Venetië voor Jezus Naam uit dankbaarheid voor hun gezamenlijke overwinning op de Turkse vloot bij Lepanto in Griekenland. Een nog mooier voorbeeld van contrareformatorische kunst hangt in het Madrileense klooster Descalzas Reales. Dat is het tapijt De Triomf van de Kerk, dat door Peter Paul Rubens is ontworpen, geweven is in Brussel. Het is aan het klooster geschonken door de dochter van Filips II, aartshertogin Isabella van Spanje, landvoogdes over de Zuidelijke Nederlanden. De protestantse ‘ketterijen’ worden daarop vermorzeld onder de wielen van de karos van de triomferende Katholieke Kerk.

 
 

Parijs

De oorsprong van de huidige miljoenenstad Parijs ligt op het Ile de la Cité, het eiland in de Seine. Daar is het eerste koninklijk paleis gebouwd, waarvan de Sainte-Chapelle, de hofkapel uit de 13e eeuw, nog resteert. In de laatste fase van de middeleeuwen wonen de koningen van Frankrijk liefst in hun veilige kastelen aan de Loire. De renaissancevorst Frans I besluit echter Parijs weer tot zijn residentie te maken en geeft opdracht een nieuw paleis te bouwen op de noordoever van de Seine: het huidige Louvre. Tijdens zijn regeringsperiode, die duurt van 1515 tot 1547, krijgt Parijs te maken met zowel de Reformatie als de Contrareformatie.

Al vanaf 1519 circuleren in Parijs de bij Froben in Bazel gedrukte geschriften van Maarten Luther. Binnen vijftien jaar beginnen zich ook de theologische inzichten van de Fransman Jehan Cauvin, die wij kennen als Johannes Calvijn, te verspreiden. De theologische faculteit van de Sorbonne verzet zich tegen de aanvallen op de leer en het gezag van de gevestigde kerk. De Spaanse edelman Ignatius van Loyola studeert in die jaren theologie aan de Sorbonne en begint in 1534 met vijf medestudenten de gemeenschap die zal uitgroeien tot de Jezuïetenorde. In 1540 wordt in Parijs al de eerste jezuïetenschool voor intelligente katholieke jongens gesticht.

Ondertussen raakt de Franse samenleving sterk verdeeld tussen de katholieken en de calvinisten, die in Frankrijk hugenoten worden genoemd. Het aantal hugenoten groeit uit tot ongeveer 1,5 à 2 miljoen op een bevolking van twintig miljoen. Maar de invloed is nog veel groter dan het aantal suggereert: onder de adel en de gegoede burgerij raakt de Reformatie sterk verbreid. Ook binnen de koninklijke familie wordt verschillend over het geloof gedacht. Een van de prinsessen wordt zelfs uitgehuwelijkt aan de hugenotenleider Hendrik van Navarra uit het huis Bourbon. Het huwelijk tussen de twee is aanleiding voor een gruwelijke massamoord: in de vroege ochtend van 24 augustus 1572, de Bartholomeusnacht, worden alleen al in Parijs drie duizend hugenoten vermoord. Pas in 1593 kunnen de steeds weer oplaaiende godsdienstoorlogen afgesloten worden, als deze Hendrik onder de naam Hendrik IV tot koning van Frankrijk wordt gekroond. Maar daarvoor is hij wel eerst opnieuw katholiek geworden…

Met Hendrik IV komt Parijs opnieuw tot bloei. De eerder afgebroken bouw van de Pont Neuf wordt nu met kracht hervat. Op de punt van het Ile de la Cité in het midden van de brug komt het beroemde ruiterstandbeeld van Hendrik IV. Ook geeft hij de opdracht tot de bouw van Place Royal, dat tegenwoordig Place des Vosges heet: een plein van koninklijke allure, waar families uit de hoogste bestuurlijke elite komen wonen. Daar krijgt ook kardinaal De Richelieu, de eerste minister van Hendriks opvolger Lodewijk XIII, een woning. De machtpositie van Richelieu straalt van de portretten af die Philippe de Champaigne van hem maakt. Die bestuursmacht wordt ook ingezet om verschillende vrijheden die de hugenoten onder Hendrik IV in het Edict van Nantes hebben gekregen met militair geweld af te nemen.

In hetzelfde jaar 1642 waarin Richelieu sterft, schildert Georges de La Tour zijn De heilige Jozef als timmerman. Dit schilderij, dat in het Musée du Louvre hangt, past in de tijd dat het katholicisme in Frankrijk triomfeert over het protestantisme. Die overwinning wordt overigens het best zichtbaar in de herroeping van het Edict van Nantes door koning Lodewijk XIV in 1685, waarna de hugenoten opnieuw vervolgd worden en massaal het land uit vluchten.

 
 

Rome

In de tijd van de reformatie en de contrareformatie herstelt Rome zich van een langdurige neergang na de val van het Westromeinse Rijk. Binnen de oude Romeinse muren liggen veel gebouwen in puin en is er plaats genoeg om het vee te weiden. Van 1450 tot 1600 groeit echter het inwonertal weer: van circa 20.000 tot circa 110.000. Het herstel van de eenheid binnen de Katholieke Kerk in 1417, waarmee een eind komt aan een periode van drie rivaliserende pausen tegelijk, is het keerpunt. De wederopbouw van Rome komt op gang. Meer kardinalen en gezanten vestigen zich in de stad, en die hebben voor zichzelf en hun hofhouding stadspaleizen nodig. Voor de watertoevoer, onder andere voor de nieuwe fonteinen, worden oude aquaducten hersteld en nieuwe gebouwd. Om ruimte te bieden voor de stoeten van kardinalen en notabelen – eerst met draagkoetsen en later met rijtuigen - wordt ook het stratenplan ingrijpend gewijzigd.

In 1506 besluit paus Julius II de bouwvallige Sint-Pieter uit de tijd van keizer Constantijn af te breken en een nieuwe te laten bouwen. Een deel van de financiering wordt verkregen uit de aflatenverkoop, waartegen Luther zich fel verzet. Architect Bramante ontwerpt een gigantische koepelkerk in de vorm van een Grieks kruis. Dat ontwerp wordt in de bouwperiode van 163 jaar nog vele malen aangepast, waardoor er toch een middenschip komt en de totale lengte ruim 200 meter wordt. Michelangelo bouwt de immense koepel, die het belangrijkste beeldmerk van Rome zal worden. Onder die koepel, die de verbinding met de hemel symboliseert, staat het pauselijk altaar boven het graf van Petrus, de eerste paus. En over dat altaar ontwerpt de beeldhouwer Bernini een imponerend baldakijn van verguld brons, rustend op gedraaide zuilen van 20 meter hoog. Het door de reformatoren aangevallen pausschap krijgt hiermee in Rome de majesteitelijke allure die in de contrareformatie uitdrukking is van een hernieuwd en zelfverzekerd katholicisme.

Er worden in Rome meer nieuwe kerken gebouwd. Hiertoe behoort Il Gesù (rond 1570), de hoofdkerk van de pas opgerichte jezuïetenorde. Vignola ontwerpt de voorgevel, die een klassiek voorbeeld wordt voor gevels van kerken in de tijd van de contrareformatie. Een andere nieuwe kerk is de Santa Maria della Vittoria, ontworpen als kapel van de ongeschoeide karmelitessen. Bernini heeft de Spaanse stichteres van die orde in deze kerk vereeuwigd in het magistrale beeldhouwwerk ‘De extase van Teresa’ (1646). Ook worden kerken uitgebreid en gemoderniseerd. Dat is bijvoorbeeld het geval met de Santa Maria del Popolo, de eerste kerk die pelgrims tegenkomen aan de noordelijke toegangspoort van Rome. Daar komen rond 1600 twee schilderijen van Caravaggio in één zijkapel te hangen: De bekering van Paulus en De kruisiging van Petrus. In deze werken worden de apostelen Petrus en Paulus, die de belangrijkste steunpilaren van de vroege kerk waren, voor het eenvoudige kerkvolk bijna tastbaar gemaakt: krachtige mannen van vlees en bloed, die voor de ware katholieke gelovigen hun kerk blijvend zullen steunen.

 
 

Venetië

In de loop van de zestiende eeuw groeit het inwonertal van de stad Venetië van 120.000 tot 185.000. De stad floreert als handelsstad en als hoofdstad van de Republiek Venetië, die heerst over een deel van het vasteland (met de universiteitsstad Padua), het Dalmatische kustgebied, vele Ionische eilanden en Kreta. De belangrijkste rivalen zijn de Kerkelijke Staat en het Osmaanse of Turkse Rijk. Soms trekken de doge van Venetië, de hoogste bestuurder, en de paus van Rome overigens wel gezamenlijk op tegen het Turkse Rijk, zoals bij de Slag bij Lepanto in 1571. Soms ook zijn doge en paus in onderling gevecht, niet zo zeer met de wapens als wel over de vraag of Venetië niet meer kan doen om ketters te bestrijden. Enerzijds krijgen lutherse sympathieën er veel ruimte en anderzijds wordt uitbreiding van het onroerend goed van de kerk aan overheidstoestemming gebonden. Paus Paulus V besluit in 1606 zelfs tot een interdict, een schorsing van alle kerkelijke bedieningen. Hij moet dat echter weer intrekken als blijkt dat de meeste priesters zich onder overheidsdruk niet aan het pauselijk verbod houden. Dit tekent de Venetianen: men is wel katholiek, maar laat zich weinig gelegen liggen aan de paus, het staatshoofd immers van een lastige buurstaat. Deze wat onverschillige houding ten opzichte van het centrale kerkelijke gezag in Rome belemmert overigens de protestantse bewegingen om echt voet aan de grond krijgen in Venetië.

In het rijke en katholieke Venetië blijven de patriciërs en de kerkelijke instanties in de zestiende eeuw de belangrijkste opdrachtgevers van de kunstenaars. Zo krijgt Titiaan van de bisschop en vlootvoogd Jacopo Pesaro opdracht tot het schilderen van het grote doek Madonna van de familie Pesaro voor een altaar in Santa Maria Gloriosa dei Frari, de franciscaner kerk in Venetië. De voorspraak van Maria en de heiligen is hier het centrale en echt katholieke thema. Tintoretto krijgt van het bestuur van de Scuola Grande di San Rocco, een broederschap opgericht ter bestrijding van de pestziekte, een opdracht om de wanden van hun nieuwe gebouw te illustreren met taferelen uit het Oude en Nieuwe Testament. In De Kruisiging, een doek van ruim vijf bij twaalf meter, laat Tintoretto op spectaculaire wijze zien hoe de kruisdood van Christus de hele mensheid beroert. En tot slot: de architect Andrea Palladio krijgt van de benedictijner abdij de opdracht de nieuwe San Giorgio Maggiore te bouwen. De plattegrond krijgt de door het Concilie van Trente voorgeschreven Latijnse kruisvorm.

 
 

Wittenberg

De stad Wittenberg, hoofdstad van het keurvorstendom Saksen, wordt in de tijd van de Reformatie steeds belangrijker. Frederik de Wijze, die van 1486 tot 1525 over het hertogdom regeert, probeert zijn residentie tot culturele bloei te brengen. Hij vergroot zijn stadskasteel en wat eerst slechts een huiskapel is, wordt een Slotkerk met een 88 meter hoge toren. In 1502 sticht hij een universiteit en de studenten en hoogleraren krijgen de Slotkerk ter beschikking voor inaugurele redes, buluitreikingen en liturgische vieringen. Theologieprofessor Maarten Luther prikt in 1517 zijn 95 stellingen tegen de aflaatpraktijken op de deur van die Slotkerk. Zo weten zijn studenten waar zijn volgende colleges over gaan.

Sinds 1505 is de schilder Lucas Cranach (later ‘de Oude’ genoemd) hofschilder aan het keurvorstelijke hof in Wittenberg. Hij raakt goed bevriend met Luther. Als diens godsdienstige en kerkelijke opvattingen veel aanhang krijgen en hij door paus en keizer veroordeeld wordt, kiest Cranach de zijde van zijn vriend. Hij schildert hem wel 33 keer en van die werken worden veel kopieën gemaakt, die hun weg vinden door heel het Duitse Rijk. Maar Cranach doet meer. In zijn werk wordt ook de leer van Luther verduidelijkt. Een bekend voorbeeld daarvan is het Reformationsaltar, een groot drieluik uit 1547, dat nog steeds boven het altaar van de Stadtkirche St. Marien hangt. Op dit altaarstuk zien we onder meer een Laatste Avondmaal, waar ook kerkhervormers aanzitten, en een doopplechtigheid onder leiding van Melanchton. In een onder-paneel preekt Luther vanuit het door hem in het Duits vertaalde Nieuwe Testament. Die vertaling is in 1522 in een oplage van drieduizend exemplaren in de werkplaats van de schildersfamilie Cranach gedrukt.

Op de Marktplatz van Wittenberg staan twee levensgrote beelden van Luther en Melanchton. Hun woonhuizen en ook de werkplaats van Lucas Cranach de Oude en zijn opvolger en jongste zoon Lucas Cranach de Jonge zijn daar vlakbij. Het kan de bezoeker niet ontgaan dat in Wittenberg het lutheranisme ontstaan en op creatieve wijze verspreid is.

 
PREV NEXT
Prev Next
X