Wittenberg

Wittenberg, sinds 1938 officieel Lutherstadt Wittenberg, is een stad in het oosten van de Duitse deelstaat Sachsen-Anhalt. Ze staat bekend als een van de belangrijkste Duitse centra van politiek en cultuur in de zestiende eeuw. In de oude binnenstad bevinden zich tal van belangrijke historische plaatsen en gebouwen, die tot de belangrijkste van de Duitse en Europese geschiedenis worden gerekend. De werk- en woonplaatsen van de hervormers Maarten Luther (het Lutherhaus), Philipp Melanchthon (het Melanchthonhaus ), de kunstschilder Lucas Cranach de Oude, de Stadtkirche St. Marien en de Schlosskirche Allerheiligen trekken al eeuwenlang veel bezoekers uit binnen- en buitenland. Wittenberg is in de Middeleeuwen de residentie van de Saksische keurvorsten en de hertogen van Saksen-Wittenberg. Vooral keurvorst Frederik de Wijze speelt ten tijde van de Reformatie een belangrijke rol in de politieke en culturele geschiedenis van Wittenberg, doordat hij de kant van Luther kiest en hem laat onderduiken op het kasteel de Wartburg bij Eisenach. Hij sticht in 1502 een universiteit en stelt hiervoor zijn tot slotkerk uitgebouwde slotkapel ter beschikking. In 1517 zou Luther zijn 95 stellingen tegen de aflaathandel en decadentie van (hoge) geestelijken aan de deur van deze kerk hebben opgehangen, wat als een van de cruciale momenten bij het op gang komen van de Reformatie wordt gezien. Luther vertaalt tijdens zijn onderduikperiode op de Wartburg het Nieuwe Testament in het Duits, en later, samen met zijn vriend en collega Melanchthon, de hele Bijbel. Luther wordt enorm gesteund door zijn vrouw Käthe (geboren als Katharina von Bora), een uitgetreden non. Meer informatie over Wittenberg is te vinden bij het onderwerp “Centra van veelvormige christelijke cultuur” op deze website.

 
 

Rome

Rome, “pas” sinds 1871 hoofdstad van het huidige Italië, is een van de belangrijkste plaatsen voor het ontstaan van de Westerse cultuur. De geschiedenis van de stad omvat ruim 2500 jaar. Rome, bijgenaamd de Eeuwige Stad, ooit het centrum van het Romeinse Imperium, is sinds eeuwen ook residentie van de paus, die als kerkelijk wereldleider tevens het gezag voert over de ministaat Vaticaanstad. In 1518 wordt te Rome een proces tegen Maarten Luther gevoerd. Deze had vanwege de decadente levensstijl van de geestelijken, en de pausen in het bijzonder, alsmede de handel in aflaten, 95 stellingen aan de deur van de slotkerk in het Duitse Wittenberg gespijkerd. In deze stellingen spreekt hij zich uit voor reformatie (hervorming) van de kerk. Luther krijgt steeds meer aanhang en de reformatie komt inderdaad op gang. Als reactie hierop wordt hij door Paus Leo X geëxcommuniceerd. Overigens was er binnen de Katholieke Kerk al sprake van aanzetten tot hervorming sinds de 15e eeuw. Onder de pausen Paulus III, Pius V en Gregorius XIII wordt deze katholieke hervorming versterkt, ook in reactie op protestantse bewegingen in Duitsland (Luther), Frankrijk (Calvijn), Zwitserland (Zwingli) en Engeland (Anglicaanse Kerk en de Puriteinen). De Rooms-Katholieke Kerk probeert op verschillende fronten het protestantisme terug te dringen. Carolus Borromeus en de Orde der Jezuïeten spelen daarin een leidende rol, allereerst door de krachtdadige verkondiging van het katholieke geloof, zelfs buiten Europa. Daarnaast door middel van politieke en militaire druk: Paulus III stelt de Congregatio Romanae et Universalis Inquisitionis (de centrale Romeinse Inquisitie) aan. Hierdoor wordt de inquisitie, de kerkelijke rechtbank, wereldwijd gecentraliseerd. Bovendien zet de Rooms-Katholieke Kerk een cultureel offensief in. Literaire en beeldende kunstenaars, toonaangevende musici en architecten versterken de verbreiding van het katholieke geloof. De overheersende kunststroming in de zeventiende en begin achttiende eeuw, de Barok, is dus ook katholiek geïnspireerd.
Later, met name vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw, worden de tegenstellingen tussen Reformatie en Contrareformatie minder scherp. Het Tweede Vaticaans Concilie “Vaticanum II” is een poging tot modernisering van de Rooms-Katholieke Kerk en ook gericht op oecumene. Paus Franciscus lijkt op deze weg voort te willen gaan.

 
 

Genève

Genève ontwikkelt zich in de loop van de geschiedenis van de Reformatie tot het “protestantse Rome”. De Franse reformator Guillaume Farèl introduceert de nieuwe geloofsrichting in de stad, maar pas na 1535, als Calvijn er komt wonen, krijgt de Reformatie er echt voet aan de grond. Calvijn schrijft er zijn Institutie en ontvangt geloofsgenoten en studenten uit heel Europa, zoals zijn landgenoot en eerste biograaf Beza en de Schotse prediker John Knox. Het Geneefs Psalter, waaraan de componist Loys Bourgeois de grootste bijdrage levert, vormt tot op heden de muzikale basis voor de calvinistische kerkdienst. Vanaf 1540, maar vooral na de St.-Bartholomeüsnacht in 1572 (de katholieke partij probeert dan in heel Frankrijk de protestantse leiders te laten vermoorden), vinden tal van religieuze vluchtelingen er een veilige woonplaats, waar zij hun geloof vrij kunnen belijden. Cultuur, wetenschap en economie krijgen hierdoor een enorme impuls, want de vluchtelingen uit de diverse landen zijn vaak hoog opgeleid en behoorlijk welvarend. Het Frans wordt mede hierdoor de omgangstaal in dit deel van Zwitserland. In de oude binnenstad herinneren tal van monumenten aan de Reformatie, o.a. de Sint-Pieterskathedraal (Cathédrale St.-Pierre), het Auditoire Calvin en Collège Calvin en de Muur der Reformatoren (Mur des Réformateurs.) In het Maison Mallet is het internationaal museum van de Reformatie gevestigd. Een tweede vluchtelingenstroom uit Frankrijk komt vanaf 1685 naar Genève, na de opheffing van het Edict van Nantes, dat tot dan toe vrijheid van geloof garandeert. Horlogemakers, bankiers en textielbewerkers onder hen bezorgen door hun succesvolle activiteiten in de 18e eeuw Genève een internationale reputatie. De universiteit, in 1559 door Calvijn gesticht, ontwikkelt zich in de 17e en 18e eeuw tot een Europees centrum van de Verlichting. Overigens is het onder het protestantse stadsbestuur niet altijd pais en vree; berucht is bijvoorbeeld de veroordeling in 1553 van Michael Servet wegens ketterij en zijn terechtstelling op de brandstapel.

 
 

Zürich

De Reformatie en Contrareformatie voltrekken zich in Zwitserland enigszins anders dan in de rest van Europa. In de Duitse en Scandinavische gebieden is vooral het lutheranisme vanuit Wittenberg de protestantse hoofdstroom. In Zwitserland is de gereformeerde stroming sterker. Historici gaan hier meestal uit van 1519 als startpunt, omdat op 1 januari van dat jaar Huldrych Zwingli in Zürich de invloedrijke positie van Leutpriester (plebaan) van het Grossmünsterstift krijgt. Dit klooster hoort bij de Grossmünster, de kathedraal (bisschopskerk) van Zürich, en is daarmee een van de toonaangevende plaatsen in Zwitserland. In 1525 wordt door Zwingli naar het voorbeeld van Erasmus een moderne filosofisch-theologische hogeschool gesticht, vanaf 1601 het Collegium Carolinum of Schola Carolina genoemd, naar Karel de Grote. Volgens de Felix en Regula-legende was Karel de stichter van de Grossmünster en het bijbehorende klooster. Zwingli, Heinrich Bullinger en Leo Jud brengen de Zürichse Reformatie op gang. Vanuit Genève breidt de Geneefse Reformatie, de stroming van Calvijn en zijn medestanders, zich ook over Zwitserland uit. Deze twee bewegingen monden uit in de grootste protestantse kerk van het land, de tegenwoordige Evangelisch-Reformierte Kirche in der Schweiz. Lang niet alle kantons (provincies) worden overigens overwegend protestants; met name het midden en oosten van het land blijven in meerderheid rooms-katholiek. Er wordt flink om gevochten, wat ook Zwingli het leven kost.
Behalve de genoemde hoofdrichtingen van de Reformatie ontstaan in Zwitserland ook andere protestantse bewegingen, zoals de Dopers. Deze volgelingen van Konrad Grebel, de Täufervater (“vader” van de Dopers, ook wel Anabaptisten, Wederdopers, Doopsgezinden of Mennonieten genoemd) en Thomas Mantz krijgen behoorlijk wat aanhang. Sommigen zijn zeer radicaal, wat ook leidt tot afwijzing en vervolging. Ze splitsen zich in diverse geloofsrichtingen en waaieren uit over Europa (vgl. het spotliedje “Er kwam een boer uit Zwitserland”, dat verwijst naar Jean de Labadie) en Noord-Amerika. De Amish bijvoorbeeld vormen daar een relatief bekende doperse geloofsgemeenschap. In de Nederlanden en Schotland wordt de gereformeerde leer, net als in Zwitserland, dominant bij de protestanten. De Mennonieten (in Friesland ‘Mennisten’) noemen zich in Nederland tegenwoordig Doopsgezinden en staan juist bekend om hun vrijzinnige en tolerante houding in geloofszaken. Baptisten zijn van oorsprong wel enigszins verwant met bovengenoemde dopers, maar zijn via de Engelse puriteinen een andere (streng orthodoxe) richting ingeslagen.

 
 

Kopenhagen

In het begin van de 16e eeuw regeert het Deense koningshuis over Denemarken, Noorwegen en Zweden (inclusief Finland). Koning Christian II probeert in Scandinavië Luthers kerkhervorming in te voeren, maar slaagt daar niet in. Integendeel, door zijn economische en militaire politiek maakt hij zoveel vijanden, dat hij wordt afgezet. Bovendien weten Zweden en Finland zich los te maken van het Deense koningshuis. In 1523 wordt Gustav Eriksson gekozen tot koning van Zweden;als Gustav I Wasa voert hij vervolgens in Zweden het lutheranisme in als officiële godsdienst. In 1528 wordt hij gekroond in de kathedraal van Uppsala. Deze plaats wordt daarmee centrum van de Reformatie in Zweden. In 1593 wordt op de Synode van Uppsala de leer van Luther als enige godsdienst erkend en toegestaan.
In Denemarken volgt Christians oom, die eveneens lutherse sympathieën heeft, hem op als koning Frederik I. Deze beschermt de luthers geworden prediker en ex-monnik Hans Tausen en haalt die naar Kopenhagen. In 1536 lukt het koning Christian III in Denemarken en Noorwegen de leer van Luther officieel tot staatsgodsdienst te verklaren. Hij nodigt de Wittenbergse reformator Johannes Bugenhagen uit om de Deense kerk te hervormen. Deze verblijft twee jaar in Kopenhagen en ontwerpt samen met Deense theologen een nieuwe kerkorde, die in 1539 op de Rijksdag te Odense wordt bekrachtigd. Bugenhagen kroont zelfs in 1537 koning Christian en zijn vrouw in de Vor Frue Kirke, waarmee de koning ook hoofd van de Deense Kerk wordt. Er worden zeven superintendenten (lutherse bisschoppen) benoemd, wat eveneens een breuk betekent met de kerkelijke traditie van de Apostolische Successie (rooms-katholieke benoeming van bisschoppen). De universiteit van Kopenhagen, die na de stichting in 1479 niet echt van de grond komt, wordt ten tijde van de kerkhervorming heropend, waarbij Bugenhagen als rector de opdracht krijgt het onderwijs nieuw leven in te blazen. Hans Tausen doceert er Hebreeuws. Tot echte bloei komt de universiteit pas na de officiële heropening in 1537, als het protestantisme in Denemarken onder koning Christian III de staatsgodsdienst wordt. Wereldberoemde wetenschappers als Sören Kierkegaard en Niels Bohr heeft dit instituut inmiddels voorgebracht.

 
 

Straatsburg

Straatsburg, hoofdstad van de Elzas, in het historisch omstreden Duits-Franse grensgebied, speelt al vijf eeuwen een belangrijke rol in Europa. Niet toevallig zijn juist hier veel Europese instanties gevestigd. Al vroeg krijgt de Reformatie in de stad en haar omgeving, toen nog tot het Duitse Rijk behorend, voet aan de grond. Niet alleen omdat de theologische ideeën van geleerden als Wolfgang Capiton, Kaspar Hedio en Martin Bucer bij velen in die regio aanslaan, maar ook vanwege de rol van Straatsburg als vroegtijdig en zeer invloedrijk centrum van boekdrukkunst.
De periode van 1523 tot 1547 is veelbewogen: het stadsbestuur krijgt steeds meer macht die voorheen aan de kerk voorbehouden was, zoals bijvoorbeeld de rechtspraak in huwelijkszaken. Een beeldenstorm trekt een spoor van vernieling door kerkelijke kunstschatten en relikwieën, wat ook protesten van handwerkslieden uitlokt. De rooms-katholieke mis wordt verboden. Johannes Calvijn verblijft van 1538 tot 1541 als balling uit Genève in Straatsburg en wordt er predikant van de Franse vluchtelingengemeente en docent.
Straatsburg ontwikkelt zich in die tijd tot een veilig toevluchtsoord voor protestanten uit heel Europa, maar vooral uit Frankrijk. Een hogeschool, in 1538 gesticht onder leiding van de humanist Johannes Sturm, trekt door haar goede reputatie vele studenten uit binnen- en buitenland aan. Dit versterkt en versnelt de verbreiding van de Reformatie. Met name Martin Bucer “exporteert” de Reformatie, omdat hij op veel plaatsen in Europa preekt en meewerkt aan kerkordes en belijdenissen.
Tegenwoordig is de reformatorische erfenis in Straatsburg nog duidelijk aanwezig. Voorbeelden zijn de Thomaskerk, waar Bucer predikant was, en de Église Saint Pierre-le-Jeune protestant. De Lutherse Wereldbond heeft in Straatsburg zijn instituut voor oecumenisch onderzoek gevestigd. In het Lycée Jean Sturm vinden congressen van het Internationaal Verband ter bevordering van het christelijk onderwijs in Europa plaats. De imposante Strassburger Münster was meer dan een eeuw in protestantse handen, maar is sinds 1681 na de verovering van de regio door koning Lodewijk XIV weer rooms-katholiek.

 
 

Emden

Emden wordt in de zestiende eeuw een van de belangrijkste plaatsen van de Reformatie. Graaf Edzard I benoemt in 1520 de in Zwolle bij de Broeders des Gemenen Levens opgeleide Georg Aportanus tot vicaris, die aanzet tot de reformatie van kerk en politiek. Emden groeit in die tijd uit tot een van de grootste steden van het Duitse Rijk en een prominente zeehavenstad in West-Europa. Er is vrijheid van religie, zelfbeschikkings- recht, tolerantie, eigen verantwoordelijkheid en onderwijs voor iedereen, wat in die tijd bijzonder vooruitstrevend is. In 1571 wordt in het stadhuis van Emden de eerste synode (algemene vergadering) van de Nederduitse Gereformeerde Kerk gehouden. Overigens is er in Emden al sinds 1530 een gemeente van doopsgezinden (de zo geheten Mennonieten, volgelingen van Menno Simons). De politieke omstandigheden in Oost-Friesland vormen de achtergrond van de ontwikkeling van de stad tot toevluchtsoord voor duizenden protestantse vluchtelingen uit de Nederlanden en ook Franstalige gebieden. Waar elders een strikt verbod op protestantse geschriften geldt, mag men in Emden vrij publiceren. Hierdoor krijgt de Grote Kerk van Emden de naam “Moederkerk van het protestantisme in West-Europa”. Veel vluchtelingen behoren tot de intellectuele elite, onder wie tal van Vlaamse boekdrukkers. Mede door hun publicaties krijgt Emden grote betekenis voor de verspreiding van de Reformatie. De belangrijkste reformatoren in Emden zijn Johannes à Lasco, Menso Alting en Albert Hardenberg. De Grote Kerk met de Johannes à Lasco Bibliotheek en de Nieuwe Kerk zijn sindsdien bekende plaatsen in de geschiedenis van de Reformatie. Dankbare kinderen van vluchtelingen schenken in 1660 het “Schepken Christy” aan de kerk, dat nog altijd herinnert aan dit toevluchtsoord voor de protestantse vluchtelingen. Het protestantisme is in Emden veelkleurig, maar uiteindelijk krijgt de leer van Calvijn er de meeste invloed. Naar Nederlands voorbeeld bouwt men in 1644 de Neue Kirche als eerste kerkgebouw voor protestanten in Noord-Duitsland. Dit gebouw staat nog steeds symbool voor het gevarieerde en tolerante karakter van Emden.

 
 

Edinburgh

Edinburgh is in de 16e eeuw behalve een politiek brandpunt ook het centrum van reformatoren en contrareformatoren in Schotland. De rondtrekkende protestantse geleerde en predikant George Wishart krijgt rond 1544 steeds meer invloed en aanhangers. Zijn visie op het christelijk geloof en de kerk vertoont grote overeenkomst met de Zwitserse reformatie. Wishart wordt gearresteerd en na een showproces in 1546 op de brandstapel ter dood gebracht. Zijn leerling en lijfwacht John Knox zet later, na kennismaking met Calvijn, met kracht zijn werk voort, wat in 1560 leidt tot de officiële breuk van het Schotse parlement (The Reformation Parliament) met het pauselijk gezag. Ook de machtsstrijd tussen Engelse en Franse belangen speelt in het conflict een grote rol, met als spin in het web koningin Mary, Queen of Scots. De intriges op Holyroodhouse Palace zijn bijzonder gewelddadig. De koningin wordt in 1567 afgezet en na langdurige eenzame gevangenschap in Londen onthoofd. De monumentale St. Giles Kathedraal in Edinburgh is voor de geschiedenis van zowel rooms-katholieken als aanhangers van de diverse reformatorische geloofsrichtingen het belangrijkste bedehuis in Schotland. De kathedraal heeft echter ook voor de politieke geschiedenis van Schotland, Engeland en Ierland grote historische betekenis. In de kathedraal breken in 1637 heftige rellen uit door meningsverschillen over de protestantse liturgie tijdens de kerkdiensten. De Covenanters (de Schotse protestanten) zijn het onderling ook niet eens over de vorm van kerkregering. Uiteindelijk winnen de presbyterianen, die zoals in Nederland besturende kerkenraden met ouderlingen kiezen, het van de episcopalen, die evenals in Engeland een bestuursstructuur met benoemde bisschoppen voorstaan. De Magdalen Chapel herinnert aan deze bloedige gebeurtenissen. The Church of Scotland is zelfstandig ten opzichte van de Rooms-Katholieke en de Anglicaanse Kerk. Het embleem van de Schotse Kerk is de brandende braamstruik die door Gods aanwezigheid niet vergaat. Evenals het begrip Covenant (verbond) gaat dit motief terug op het Oude Testament.

 
 

Londen

De huidige Britse koningin Elisabeth II is tevens hoofd van de Kerk van Engeland. Engelse koningen worden gekroond in de Westminster Abbey te Londen. Dit zijn twee typische voorbeelden van de invloed van de Reformatie op de hedendaagse samenleving. Het protestantisme krijgt in 1534 in Engeland vaste voet aan de grond met het ontstaan van de Anglicaanse Kerk (Ecclesia Anglicana, Church of England). Het Engelse parlement neemt in dat jaar de Act of Supremacy aan, waarmee het gezag van de Engelse koning (destijds Hendrik VIII) boven dat van de paus wordt gesteld. Thomas More, raadsman van koning Hendrik VIII, verdedigt het katholicisme en is fel tegen de breuk met Rome. Hij wordt veroordeeld wegens hoogverraad en in 1535 onthoofd. Hendrik VIII benoemt Thomas Cranmer tot aartsbisschop van Canterbury, de belangrijkste leider van de Engelse Kerk. Hendrik VIII is kerkelijk eigenlijk niet bepaald reformatorisch gezind, maar breekt met Rome vanwege het conflict met de paus over zijn scheiding van zijn eerste vrouw Catharina van Aragon en zijn tweede huwelijk met Anna Boleyn. Een liberalere kerkelijke huwelijkswet wordt ingevoerd. Cranmer wil echter veel meer hervormen. Hij zet ook de deur open voor nieuwe geloofsgemeenschappen, gevormd door vanaf het vasteland van Europa gevluchte protestanten. Zo vormen gevluchte Nederlandse protestanten in Engeland, evenals in diverse Duitse gebieden, ook zulke gemeenschappen. Van hieruit spelen zij vervolgens een belangrijke rol in de ontwikkeling van het (calvinistisch-gereformeerd) protestantisme in de Nederlanden. De invloed van Calvijn komt zodoende met name vanuit Emden en Londen, en niet direct vanuit Frankrijk en Zwitserland naar de Lage Landen. In 1548 publiceert Cranmer zijn Book of Common Prayer, waarin de anglicaanse liturgie is vastgelegd.
In de zestiende eeuw zijn er veel spanningen tussen protestanten en katholieken, die uitmonden in een burgeroorlog. De anglicaanse bisschop van Londen en Westminster, Nicholas Ridley, wordt in 1555 te Oxford op gruwelijke wijze levend verbrand. Uiteindelijk komt Cranmer onder het bewind van de katholieke koningin Mary Tudor (bijgenaamd Bloody Mary, dochter van Hendrik VIII en echtgenote van Philips II van Spanje) in 1556 eveneens op de brandstapel. Overigens worden sommige uitgesproken katholieken onder de protestantse Elisabeth I, die haar katholieke halfzus Mary in 1558 opvolgt, ook gemarteld en in het openbaar terechtgesteld. In de Anglicaanse Kerk wordt het celibaat voor priesters afgeschaft, maar de katholieke liturgie blijft nagenoeg ongewijzigd, evenals de hiërarchische kerkstructuur. Binnen de Anglicaanse Kerk streven de puriteinen naar een verdergaande hervorming van de liturgie. Ze leggen sterk de nadruk op persoonlijke bekering en een strikte levenswandel.
Volgens moderne inzichten voltrekt de Reformatie in Engeland zich geleidelijker dan eerder werd aangenomen. John Wycliff geeft in de veertiende eeuw al een aanzet. William Tyndale legt begin 16e eeuw met zijn uitstekende vertaalwerk reeds de basis voor de King Jamesvertaling. Koning Jacobus I van Engeland geeft opdracht tot deze bijbelvertaling, die sinds haar introductie 1611 binnen en buiten Engeland veel invloed krijgt. Engeland wordt een protestantse natie met een grote rooms-katholieke minderheid. De Anglicaanse Kerk heeft zowel protestantse als rooms-katholieke kenmerken.

 
 

Dordrecht

De Reformatie verspreidt zich in de Nederlanden begin zestiende eeuw eerst vooral in de zuidelijke gewesten vanuit Doornik (Tournai) en Valenciennes (Valencijn). De leer van Calvijn domineert in het zuiden, maar krijgt na 1572 via Dordrecht ook in de noordelijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de overhand. Dordrecht, met de pontificale Grote Kerk in het centrum, heeft voor dit calvinistisch gereformeerd protestantisme, dat zich in de vroege 17e eeuw in sterk ontwikkelt, cruciale betekenis. In 1618/1619 vindt er namelijk op last van de Staten Generaal van de Republiek een landelijke synode (vergadering) van de Nederduitse Gereformeerde Kerk plaats. Deze in 1571 door protestantse vluchtelingen in Emden opgerichte kerk wordt in 1579 de officiële kerk van de Republiek. Tijdens deze synode van 1618/19 wordt het conflict over de predestinatieleer besproken. Jacobus Arminius verliest de richtingenstrijd van Franciscus Gomarus. Onder leiding van synodevoorzitter Johannes Bogerman worden de Arminianen uit de kerk gezet. Zij stichten vervolgens de Remonstrantse Broederschap in Antwerpen. Maurits, de prins van Oranje, kiest partij voor Gomarus, wat de positie van diens volgelingen nog versterkt. Ook de lutheranen gaan hun eigen weg, maar blijven een vrij kleine minderheid. De aanduiding gereformeerd is dus verwarrend, omdat er ook andere stromingen afkomstig zijn uit de reformatie (= hervorming) dan alleen het calvinistisch gereformeerd protestantisme: lutheranen, anglicanen, remonstranten en doopsgezinden (de laatsten worden ook wel Mennonieten of wederdopers genoemd). De Dordtse synode stelt door middel van de Drie Formulieren van Enigheid de officiële leer van de nationale kerk vast. Deze drie formulieren zijn de door Guido de Brès opgestelde Nederlandse Geloofsbelijdenis, De Dordtse Leerregels tegen de remonstranten en de Heidelbergse Catechismus. Ook wordt door de Staten Generaal via deze synode opdracht gegeven om de Bijbel in het Nederlands te vertalen. Deze Statenvertaling, gereed in 1637, heeft een enorme invloed op de cultuurgeschiedenis van Nederland, vergelijkbaar met de Luthervertaling in Duitsland.

 
 

Valladolid

Ontstaan als een Keltisch dorpje wordt Valladolid (gelegen in Noord-Spanje) in de loop der tijd veroverd door onder anderen de Romeinen en de Moren. Van de elfde tot de dertiende eeuw groeit het onder de koningen van León uit tot stad. Tijdens het bewind van Alfons XI van Castilië en León wordt Valladolid in 1346 zelfs officieel universiteits- stad. Vanwege problemen rond de troonopvolging vindt daar in 1469 in het geheim het huwelijk tussen Ferdinand van Aragón en Isabella van Castilië plaats, en vanaf die tijd functioneert het samen met Toledo als koninklijke residentie. In 1489 wordt er een rechtbank gesticht, die ook gebruikt wordt voor de inquisitie. In 1492 wordt Francisco Jiménez de Cisneros, een humanist met sympathie voor de ideeën van Erasmus, biechtvader van koningin Isabella.
In datzelfde jaar wordt de abdij van Montserrat afhankelijk van het benedictijner klooster van Valladolid. Francisco's neef, García Jiménez de Cisneros (benedictijner monnik in Valladolid), wordt naar Montserrat gestuurd om de abdij te hervormen. Als abt schrijft García daar in 1500 Exercitatorio de la vida espiritual, een handleiding ter bevordering van het geestelijk leven. Als Ignatius van Loyola in 1522 in dit werk leest tijdens zijn verblijf in Montserrat, blijkt dat van beslissende betekenis voor zijn verdere leven: hij besluit definitief om 'soldaat van Christus' te worden en laat daarom zijn zwaard achter in de abdijkerk. Francisco Jiménez de Cisneros wordt in 1495 aartsbisschop van Toledo, begint de franciscaner orde te hervormen, en breidt deze kloosterhervorming uit naar andere orden.
In mei 1527 wordt Filips II, die zichzelf later ziet als leider van de contrareformatie, geboren in Valladolid. In de zomer van dat jaar wordt daar een vergadering van theologen bijeengeroepen om zich te beraden over diverse verdachte passages in de werken van Erasmus. Door een uitbraak van de pest worden deze theologen na enkele zittingen weer naar huis gestuurd, en wordt er over deze passages nooit een definitief oordeel geveld.
In mei 1559 vindt in Valladolid het eerste autodafe (ritueel tussen veroordeling en bestraffing van ketters) plaats op het Plaza Mayor, gevolgd door een tweede in oktober, waarbij Filips II zelf aanwezig is. In 1562 begint Teresa van Ávila met de hervorming van de karmelietessenorde en de stichting van nieuwe kloosters. Haar vierde klooster (Convento de la Concepción del Carmen) sticht ze in 1568 in Valladolid. Een manuscript van haar boek De weg van volmaaktheid wordt in dit klooster bewaard.
Door al deze manieren van hervorming is er in Spanje niet zo'n voedingsbodem voor de reformatie ontstaan als elders in Europa, en op de enkele plaatsen waar wel een protestantse gemeenschap ontstaat (zoals in Valladolid en Sevilla), maakt het harde optreden van de inquisitie daaraan een einde.

 
 

Heidelberg

Hoewel de naam Heidelberg voor het eerst voorkomt in een oorkonde uit 1196, gaat men ervan uit, dat de stad zelf rond 1220 gesticht is. Korte tijd later wordt Slot Heidelberg residentie van het paltsgraafschap aan de Rijn. Een eeuw later wordt de dan regerende paltsgraaf, Ruprecht I, keurvorst: hij krijgt het recht om, samen met zes andere heersers, de Duitse koning (tevens keizer van het Heilige Roomse Rijk) te kiezen.
Rond die tijd worden er in dit rijk twee universiteiten gesticht: in Praag (1348) en in Wenen (1365). Aan het einde van zijn lange leven weet Ruprecht I in 1386 in het vele malen kleinere Heidelberg ook een universiteit te stichten, die zo'n 500 jaar later zijn naam zal krijgen: Ruprecht-Karls-Universiteit.
Het beleid van diverse keurvorsten heeft ervoor gezorgd dat Heidelberg in de loop der tijd een belangrijk centrum van het humanisme wordt. Al in 1456 stelt keurvorst Frederik I de humanist Peter Luder aan als docent klassieke talen. Luder heeft zelf in Heidelberg, maar ook lange tijd in Italie gestudeerd. Frederiks opvolger Filips zorgt er in 1481 voor dat de bisschop van Worms, Johann von Dalberg, ook een beroemd humanist, rector wordt aan de universiteit. Deze nodigt vervolgens in 1482 Rudolf Agricola, de grondlegger van het humanisme in Noord-Europa, uit om in Heidelberg te komen lesgeven.
Keurvorst Frederik III benoemt onder meer in 1561 Caspar Olevianus en Zacharias Ursinus tot hoogleraar. Deze geleerden zijn later ook betrokken bij de samenstelling van de Heidelbergse Catechismus.
Heidelberg kent opvallend veel wisselingen van godsdienst. Een voorbeeld hiervan is de Heilige Geestkerk, die ook als universiteitskapel en -bibliotheek dienst doet. In deze kerk viert men vanaf 1546 in plaats van de rooms-katholieke mis het lutherse avondmaal, en de kerk wordt vervolgens in 1566 calvinistisch. Na de verovering van Heidelberg door Beierse en Spaanse legers wordt ze in 1622 weer rooms-katholiek, maar in 1649 opnieuw calvinistisch.
In 1690 komt keurvorst Johan Willem aan de macht. Hij is rooms-katholiek, en wil in het kader van de contrareformatie zijn overwegend protestantse onderdanen dwingen ook rooms-katholiek te worden. Om aan deze dwang te ontkomen, emigreren veel inwoners van de Palts naar Amerika ...

 
PREV NEXT
Prev Next
X